God regeert en spreekt
studies in bijbelboeken
Het boek Daniël

Hoofdstuk 2 - De droom van Nebukadnessar

Daniël 2:1: Dromen - boodschappen van God?
In de tijd dat Daniël en de anderen in opleiding waren, sterft Nabopolassar en wordt Nebukadnessar alleenheerser. In zijn 2e jaar als alleenheerser, toen Daniël al vier of vijf jaar in Babel vertoefde, had Nebukadnessar dromen (hij had er meerdere, hoewel er maar één verder aan de orde komt!), waarvan hij wist of vermoedde, dat hij er van hogerhand een boodschap door ontving.

Dromen zijn gewoonlijk de onderbewuste verwerking van gebeurtenissen in ons leven. Zo waarschuwt Salomo ons om ons niet teveel aan dromen en ijdele woorden over te geven (Prediker 5:6).

Anderzijds komt het in de Bijbel ook meerdere keren voor, dat God spreekt door dromen: denk aan Abimelech, koning van Gerar (Genesis 20), Jakob (Genesis 31), Jozef, de schenker en de bakker, Farao, Salomo. Het is één van de middelen waarvan God zich bedient om zijn wil bekend te maken (Numeri 12:6; Joël 2:28; Job 33:14-18).

Er zijn geen regels uit de Bijbel af te leiden hoe je nu kunt weten of een droom van God komt of alleen maar uit je onderbewuste. Voor een aantal personen in de Bijbel was dat geen vraag. Hun droom was niet een verward beeld, maar God sprak duidelijk tot hen en Hij openbaarde Zich precies zoals we Hem uit andere bronnen kennen. Anderen hadden een uitlegger nodig, zoals de schenker en de bakker, Farao en Nebukadnessar. De uitleggers zijn steeds mensen die met God leven, mensen van wie erkend wordt, dat de Geest van God in hen woont (Genesis 41:38) en dat zij Gods stem verstaan (Daniël 2:47; Daniël 4:8,9). Voor ons is dat een aanduiding, dat als onze dromen ons al iets te zeggen hebben, dat in overeenstemming met Gods Woord zal moeten zijn.

Daniël 2:16-23: Innerlijke rust en onrust
De droom van Nebukadnessar vond z'n oorsprong in zijn innerlijke onrust over de toekomst, met name die van zijn rijk (v. 29). Hij bevindt zich in een wespennest. Hij kan niemand vertrouwen, zich tegen niemand uitspreken. Zijn onrust onmacht wordt vertaald in boosheid.

Maar ondertussen zijn er nog meer mensen onrustig - en met reden: de Chaldeeën, de wijzen van Babel en de raadgevers van de koning. Hun onrust wordt vertaald in verwijten: "Het ligt niet aan ons, maar aan de onredelijke eisen van de koning".

Ook Daniël heeft reden om onrustig te zijn, want ook zijn leven en dat van zijn vrienden staat op het spel.
Maar hij reageert totaal verschillend: in alle rust vraagt hij wat er aan de hand is, vraagt hij enige tijd uitstel en neemt hij tijd om met de vrienden te bidden.

Gebed is een wapen als het niet incidenteel gebruikt wordt. In hoofdstuk 6 lezen we dat Daniël de gewoonte had om 3 maal per dag te bidden. De visioenen die hijzelf ontving, waren alle in antwoord op gebed. Ook de uitleggingen van de dromen van de koning werden verkregen op gebed.

Bij Daniëls dankgebed gaat het niet om de oplossing van Daniëls probleem, maar om het feit, dat God zijn wil bekend gemaakt heeft.

Gebed geeft rust, ook al geeft God geen antwoord. Sterke voorbeelden daarvan zien we in hoofdstuk 3 (de vurige oven) en hoofdstuk 6 (Daniël in de leeuwenkuil).

Wij worden aangespoord om voortdurend te bidden (1 Tessalonicenzen 5:16-18 ) zodat God ons te hulp kan komen 'te gelegener tijd' (Hebreeën 4:16).

Daniël 2:30-49 De toekomst
De droom 2:31-35
Daniël geeft een korte beschrijving van de droom van Nebukadnessar: een enorm beeld, gemaakt van diverse materialen, dat in één keer wordt verwoest als het geraakt wordt door een steen, die vervolgens uitgroeit tot een berg die de gehele aarde bedekt

De uitlegging van de droom 2:37-44
2:37,38 Het gouden hoofd van het beeld stelt Nebukadnessar en/of het Babylonische rijk voor. God heeft de wereldheerschappij gegeven aan dat koninkrijk en en die gelegd in de hand van de koning.
2:39 Na verloop van tijd zal de heerschappij over de aarde aan een ander koninkrijk gegeven worden, dat het op zijn beurt weer zal moeten afstaan aan een volgend rijk. Later in het boek Daniël lezen we, dat dit het rijk van de Meden en Perzen zal zijn (Daniël 8:20), dat tenslotte zelf onderworpen wordt door Griekenland (Daniël 8:21).
2:40 Uiteindelijk komt er een vierde rijk, gewelddadiger dan de voorgaande. Het lijkt aannemelijk te denken aan het Romeinse Rijk, dat immers de heerschappij over Jeruzalem van de voorgaande rijken heeft overgenomen.
2:41 Tenslotte zien we "ijzer vermengd met leem". Er komt een eind aan het gewelddadige en verwoestende koninkrijk, maar het lijkt op de één of andere manier voort te bestaan. Dit zou een aanduiding kunnen zijn van wat er na de val van Rome gebeurde. De overkoepelende politieke en militaire macht verdween, maar toch blijft de invloed van Rome sterk aanwezig: door de (roomse) kerk, door de wetenschappelijke taal (Latijn), terwijl de eeuwen door gepoogd is om het Romeinse rijk te doen herleven.
Sommigen zien de tegenwoordige inspanningen om tot één Europa te komen als een herleven van een oud ideaal, dat door Daniël aangeduid wordt als: "Ze zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar geen samenhangend geheel vormen".
2:44 In de dagen van die koningen komt Gods koninkrijk. Let erop dat het hele beeld verwoest wordt. Ook dit is een aanduiding, dat in de eindtijd, direct voorafgaand aan de wederkomt van Jezus, er een eenheidsstreven is, waarbij tenminste de landen betrokken zijn, die voorheen tot de voorgaande koninkrijken behoord hebben.

Wat wil God zeggen door de profetie?
Wees bescheiden
De profetie leert ons bescheidenheid. Nebukadnessar mocht dan wel uitgebeeld worden door een gouden hoofd en heerschappij hebben over alles wat op aarde leeft, toch hoeft hij zich niet verheven te voelen, want uiteindelijk heeft God hem een positie en taak gegeven.

God heeft het laatste woord.
De gebeurtenissen en machtswisselingen op aarde zijn voor de Israëlieten dikwijls angstaanjagend geweest. De machthebbers doen maar en het gewone volk is het slachtoffer. Maar de droom van Nebukadnessar toont, dat uiteindelijk God het laatste woord heeft en ook de machthebbers ter verantwoording roept. Dat is zowel troost (voor de gelovigen) als waarschuwing (voor de ongelovigen en machthebbers).


naar boven